NGC 4151, het "Oog van Sauron" is een actief sterrenstelsel waarvan men onlangs de afstand nauwkeurig heeft bepaald. Opname: NASA. |
NGC 4151 is
een actief sterrenstelsel in het sterrenbeeld Jachthonden. Omwille van zijn uitzicht wordt het soms het Oog van Sauron genoemd. We kenden tot voor
kort de afstand tot dit stelsel niet echt goed: de schattingen liepen uiteen
van 12 tot 100 miljoen lichtjaar. Afstanden tot sterrenstelsels bepalen is niet
zo gemakkelijk, vooral als er geen Cepheïden in het stelsel zitten en als er nog
geen type Ia supernovae in zijn geweest.
Maar onlangs
slaagde een team sterrenkundigen er toch in om de afstand tot NGC 4151 vrij
nauwkeurig te bepalen. Daarvoor gebruikten ze een zeer speciale methode. In het
centrum van dit actieve stelsel zit een superzwaar zwart gat. Rond dit zwarte
gat zit een schijf van stof en gas, de zogenaamde accretieschijf. Materie
vanuit die schijf valt neer op het zwarte gat, waardoor het steeds groter
wordt. Het zwarte gat straalt zichtbaar licht en ultraviolet licht uit. De
helderheid van dit licht fluctueert onregelmatig, met nu en dan uitbarstingen
en daarna rustigere periodes. Het ultraviolette licht wordt opgevangen door de
accretieschijf. Het wordt door het stof in de schijf omgezet naar infrarood
licht en opnieuw uitgestraald. Veronderstel nu dat er een uitbarsting is van zichtbare
en ultraviolette licht bij het zwarte gat. Door de eindige lichtsnelheid duurt
het een tijdje vooraleer een deel van dit licht de schijf heeft bereikt en is
omgezet naar infrarood licht. Op Aarde zien we dus de uitbarsting in zichtbaar
en ultraviolet licht eerst en pas later zien we ook de uitbarstinging in
infrarood licht (dat een “omwegje” langs de schijf heeft gemaakt). Uit het
tijdsverschil volgt de straal van de accretieschijf: die is gewoon gelijk aan
het tijdsverschil maal de lichtsnelheid: 300 000 km per seconde tijdsverschil.
De truc is
om de werkelijke afmetingen van de
schijf te meten via het tijdsverschil tussen de uitbarstingen in zichtbaar
licht en in infrarood licht en om de schijnbare
afmetingen van de schijf (in boogseconden dus) te meten door in infrarood licht
naar de kern van het sterrenstelsel te kijken. Uit de verhouding tussen de twee
volgt de afstand tot de schijf en dus tot het sterrenstelsel.
De schijf rondom
het zwarte gat in het centrum van NGC 4151 is aan de hemel erg klein: niet meer
dan een duizendste van een boogseconde. Men gebruikte daarom interferometrie,
met de Keck telescopen in Hawaii, om de schijf aan de hemel op te meten. Dit
combineerde men met waarnemingen van de lichtvariaties van NGC 4151 van 2000
tot 2010. Men vond een afstand van 62 miljoen lichtjaar, met een nauwkeurigheid
van 10%. Men hoopt nu de zelfde techniek te kunnen toepassen op andere actieve
sterrenstelsels, waar ook een superzwaar zwart gat in zit met daar rond een
accretieschijf.