De twaalf onderzochte sterrenstelsels, waar net een uitbarsting van stervorming is afgelopen. Opnamen: NASA/ESA/P. Sell (Texas Tech University, Lubbock) |
Sommige
sterrenstelsels zijn productiever dan andere. Ze maken nieuwe sterren aan tegen
een tempo dat honderd keer hoger ligt dan in onze Melkweg: enkele honderden
sterren per jaar in plaats van enkele. We noemen ze daarom ook starburstgalaxies, zeg maar ster-uitbarsting-stelsels. Dergelijke stelsels zien er erg
blauw uit. Dat komt door de vele jonge, zware en heldere sterren, die alle
blauw van kleur zijn.
Vreemd is dat een
dergelijke uitbarsting van stervorming niet blijft duren. Na typisch een paar
honderd miljoen jaar valt de stervorming vrij plotseling (naar sterrenkundige
normen toch) weer stil. Het sterrenstelsel wordt dan langzaam zwakker en wordt
ook rood van kleur, omdat de blauwe sterren verdwijnen (supernova-explosies)
waardoor op de lange duur nog enkel kleine rode sterretjes overblijven.
Hierbij rijzen twee
vragen: (1) Wat zet de uitbarsting van stervorming in gang? en (2) Waarom stopt
ze zo plotseling? Het klassieke antwoord op de eerste vraag is dat de
stervorming op gang komt door het botsen en samensmelten van sterrenstelsels. Daarbij
worden de koude gaswolken in de stelsels samengedrukt, waardoor de stervorming
plotseling en zeer hevig in gang schiet.
Het klassieke antwoord
op de tweede vraag is dat de stervorming stopt door de werking van het centrale
superzware zwarte gat dat in het centrum van elk sterrenstelsel zit. Dat zwarte
gat begint licht uit te stralen en gas weg te blazen (het sterrenstelsel krijgt
een “actieve kern”) waardoor de stervorming ophoudt. Hoe dit echter juist in zijn
werk gaat is niet helemaal duidelijk.
In een poging vraag
(2) te beantwoorden onderzocht een team onder de leiding van Britse en
Amerikaanse sterrenkundigen in totaal 12 zware sterrenstelsels. In elk van die
sterrenstelsels was er net een uitbarsting van stervorming ten einde gelopen: Recentelijk
(enkele tientallen miljoenen jaar geleden) waren ze nog zeer actief, maar nu
niet meer. Twee derden van de onderzochte stelsels vertoonden lange slierten
van sterren en gas, de typische sporen van samensmelting van sterrenstelsels. Bij
drie vierden van de stelsels ontsnapte ook een grote hoeveelheid gas uit het
stelsel met een snelheid van honderden tot duizenden kilometer per seconde. Dat
snel bewegende gas is afkomstig van de sterrenwinden van jonge hete sterren en
van ontploffende supernovae. Slechts drie stelsels hadden een actieve kern.
De sterrenkundigen
concludeerden dat de stervorming in ster-uitbarsting-stelsels in gang werd gezet
door het botsen en samensmelten van sterrenstelsels. Ze kwamen echter ook tot
de verrassende conclusie dat niét de actieve kernen (met de superzware zwarte
gaten) verantwoordelijk waren voor het beëindigen van de stervorming, maar wel
de intense sterrenwind van de jonge hete sterren en van ontploffende
supernovae. Wanneer de uitbarsting van stervorming begint, worden in korte tijd
grote hoeveelheden zware sterren gevormd. Die produceren veel licht en sterrenwind
en ontploffen spoedig als supernovae. Dit licht, deze sterrenwind en
schokgolven door supernovae zorgen er dan voor dat het koude gas uit het sterrenstelsel
wordt weggeblazen. Daardoor houdt de stervorming er even plots op als ze begonnen
is. Het is dus de schuld van de pas gevormde sterren zélf dat de uitbarsting
stopt, niet van het centrale superzware zwarte gat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten